dinsdag 5 januari 2021

Het bootje en de rivier



Ik kan me zo voorstellen dat ik in een bootje zit op een wijde rivier. Het is een zonnige, warme dag, maar op de rivier is een koel briesje dat de temperatuur comfortabel maakt. Vanuit het bootje kan ik allebei de kanten van de rivier zien, maar wat daar achter ligt blijft verborgen achter het hoge riet en de bomenrij in de verte. Het is een perfecte dag en een geweldige ervaring om dit bootje op het water van de rivier mee te laten drijven, langzaam maar zeker. Vandaag kost het geen enkele moeite om mijn doel te halen…

Dan veranderd mijn perspectief…


In mijn gedachten ben ik de rivier. Mijn oppervlakte is calm en stil en de rietkragen aan mijn zijden bewegen niet eens als ik zachtjes langs hen stroom. Verschillende soorten vis noemen mijn water “thuis” — ieder met hun eigen, net iets verschillende omgeving om in te gedijen. Hier ben ik breed. En op deze warme, zonnige dag is er nauwelijks een rimpeltje te bekennen terwijl ik langzaam verder stroom. Het kost geen enkele moeite om steeds dichter bij mijn doel te komen…


Op deze dag bewegen het bootje en de rivier met elkaar naar een doel dat ze uiteindelijk delen. Het lijkt niet veel uit te maken of we kiezen voor het bootje, of voor het water van de rivier. We gaan tenslotte allebei dezelfde kant op.


Er zijn andere dagen en omstandigheden die er in mijn voorstellingsvermogen heel anders uitzien…


— Het begint te waaien en grote donderwolken pakken zich samen. I realiseer me dat ik naar de oever toe moet. Dit bootje biedt geen enkele bescherming en is misschien niet eens stabiel of veilig genoeg als het weer zometeen omslaat. Ik pak de roeispanen en begin mijn bootje naar de kant te manoeuvreren. Maar dat is lastiger dan ik dacht. Er is een sterkere stroming in de rivier dan ik voor mogelijk had gehouden. In mijn hoofd is een stemmetje dat zegt: “Sneller, sneller! Anders ga je het niet redden!” En ik voel een onbestemd spoor van angst in mezelf opkomen…


— Het gaat waaien en al gauw komen er rimpels in mijn oppervlakte. Het duurt niet lang meer voordat alle kalmte verdwijnt bij de eerste donderklap. Ik ben vol verwachting. Mijn water beweegt al sneller en creĆ«ert een steeds sterkere stroming. De vissen verschuilen zich nu tussen het riet aan de oever. En in mijn gedachten hoor ik een stemmetje dat zegt: “Sneller, sneller! Laten we over de waterval springen! Laten we naar beneden spetteren in een sluier van druppels die een regenboog vormen met iedere laatste straaltje zonlicht!” En ik voel de opwinding en vreugde in me opwellen…


Op dit punt springen mijn gedachten vooruit en zie ik het bootje en de rivier langzaam hun doel naderen. Het bootje is wat gehavend, maar mijn vertrouwen in mijn bootje was terecht; het heeft me veilig bij de oceaan gebracht. Bij die Eenheid. En ik ervaar een gevoel van succes.

En de rivier transformeert van de rimpelende slang van water in de golven van de oceaan. In die Eenheid. En het straalt een gevoel van vervulling uit.


Het lijkt alsof ze me vragen of ik het bootje ben, of de rivier…



Wat zou jij zijn?

Zou je de rivier zijn?

Of het bootje?